Bij het aantreden van het nieuwe college in Utrecht in 2014 van D66, GrL, VVD en SP werd de bevolking uitgenodigd deel te nemen het groots opgezette spektakel van het stadsgesprek ‘Wij maken Utrecht’. Kosten 25.475 euro.
Verdeeld over heel veel groepjes en tafeltjes mochten de deelnemers brainstormen over wonen, verkeer, cultuur, werken, duurzaamheid e.d. Daar kregen ze een half uurtje voor, want de rest van de tijd ging heen met luisteren. Naar de gespreksleiding en andere belangrijke mensen.
Iedereen werd opgeroepen zijn of haar suggesties voor het beleid van het nieuwe college op kleine gekleurde papiertjes te schrijven. Die werden opgehangen aan lange lijnen en dat was een vrolijk gezicht, waarmee het nieuwe college wilde uitstralen dat “wij samen Utrecht maken”.
Een half jaar later (11-12-2014) werd er een wob-verzoek gedaan, waarin werd gevraagd om inzage in documenten ‘waaruit blijkt welk gevolg is gegeven aan de inbreng van de deelnemers van het stadsgesprek van 16 april. Welke acties zijn in gang gezet om uitvoering te geven aan de suggesties en voorstellen die wij tijdens het stadsgesprek hebben gedaan’.
Tot op heden weigert het college een besluit te nemen naar aanleiding van het in december 2014 ingediende wob-verzoek. Meerdere herinneringen aan het college én aan de gemeenteraad hebben er nog steeds niet toegeleid dat het college besluit uit een document te laten blijken dat er überhaupt iets is gedaan met onze inbreng tijdens dat stadsgesprek.
Tegen het niet nemen van het gevraagde wob-besluit is in juni 2015 beroep ingesteld. Dat beroep zal worden behandeld 10 november. Daar zal de gemeente aanvoeren dat dat stadsgesprek van 16 april 2014 een initiatief was van D66, GrL, VVD en SP en niet van de gemeente en dat het college om die reden niet op het wob-verzoek hoeft te reageren.
Het verweer van de gemeente is juridisch niet sterk. Op wiens initiatief dat (door de gemeente betaalde) stadsgesprek heeft plaatsgevonden is namelijk niet de kwestie. Het gaat erom of de gemeente een document heeft waaruit blijkt dat er iets gedaan is door de gemeente met onze inbreng tijdens dat stadsgesprek van 16 april 2014. Op die vraag wil het college kennelijk geen antwoord geven.
Waarom wil het college geen antwoord geven op de vraag wat er met onze inbreng is gedaan? Het antwoord is: omdat er niets mee gedaan is. En dat is inderdaad pijnlijk om dat te moeten antwoorden.
In totaal hebben er inmiddels elf stadsgesprekken plaatsgevonden. Wat er met onze inbreng wordt gedaan is volstrekt onduidelijk. Te vrezen valt dat er, net als met het eerste stadsgesprek op 16 juni 2014, niets mee wordt gedaan.
De functie van die stadsgesprekken is ook helemaal niet om burgers invloed te geven. Beslissingen over wat er met de stad moet gebeuren staan vast, zijn vaak al jaren geleden genomen. Waarom dan toch die stadsgesprekken? Die zijn bedacht door handige reclamebureaus en hebben geen ander doel dan bij de burger de valse schijn te wekken dat zijn mening er toe doet.
Wie wel eens een zienswijze of bezwaarschrift heeft ingediend, weet dat de gemeente zo’n zienswijze of bezwaarschrift vrijwel nooit honoreert. Dat de gemeente de mening van de burger wél zou honoreren als die uit een stadsgesprek blijkt is dan natuurlijk ondenkbaar.
Het feit dat het college nog steeds weigert uit een document te laten blijken wat er met de input van de deelnemers van het stadsgesprek van 16 april 2014 is gedaan laat aan duidelijkheid niets te wensen over.